Kamervragen Tozo

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld naar aanleiding van een krantenartikel over de Tozo-regeling. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze vragen beantwoord. De minister maakt duidelijk dat een uitkering op grond van de Tozo een gezinsuitkering is en door aanvragers met partner door beide partners wordt aangevraagd. Beide partners ontvangen voor de helft van de verstrekte uitkering een jaaropgave. De Tozo kan daardoor gevolgen hebben voor de belastingheffing van beide partners.

De verdeling van de Tozo over de ondernemer en zijn partner heeft geen gevolgen voor het recht op of de hoogte van toeslagen, tenzij geen sprake is van partnerschap voor de toeslagen. Volgens de minister komt dat in de praktijk niet vaak voor.

Het meetellen van de Tozo bij het inkomen van de partner heeft niet tot gevolg dat de hele uitkering wordt wegbelast of gecompenseerd door een lager recht op toeslagen. De minister deelt de opvatting, dat de Tozo-uitkering een sigaar uit eigen doos is, niet en ziet geen reden om de regeling aan te passen.

Omdat de Tozo-regeling is gebaseerd op de Participatiewet telt ontvangen kinderalimentatie voor de ondernemer mee als inkomen omdat daarmee in de kosten van levensonderhoud van een inwonend minderjarig kind wordt voorzien. Aanvulling vanuit de algemene bijstand is dan niet nodig. De bijstand is een minimumregeling en ondersteunt alleen voor het hoogstnodige. Het kindgebonden budget wordt overigens wel hoger als het inkomen van de ondernemer daalt. Toeslagen, kinderbijslag en incidentele giften worden niet als inkomen aangemerkt voor het recht op uitkering uit de Tozo. De minister is niet van plan de regeling zodanig aan te passen dat kinderalimentatie niet meer wordt verrekend met de Tozo-uitkering.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021Z03732 | 21-03-2021