Eenzijdige wijziging arbeidsvoorwaarden in verband met coronacrisis
In verband met de coronapandemie trof een werkgever drie maatregelen inzake de arbeidsvoorwaarden van het personeel. De toegezegde loonsverhogingen werden uitgesteld, in het tweede halfjaar van 2020 vond geen opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen plaats en een deel van het stuwmeer aan oude vakantie-uren verviel. Enkele werknemers startten een procedure omdat zij meenden dat de werkgever deze maatregelen niet mocht treffen.
De werkgever beriep zich op het in de arbeidsvoorwaardenregeling opgenomen eenzijdige wijzigingsbeding. Volgens het Burgerlijk Wetboek kan een werkgever alleen een beroep doen op een eenzijdig wijzigingsbeding als een zwaarwichtig belang een inbreuk op de belangen van de werknemers rechtvaardigt. De kantonrechter stelde vast dat het belang van de werkgever bedrijfseconomisch van aard is. De omzet is door de coronapandemie gedaald met liquiditeitsproblemen als gevolg. Door de loonsverhoging uit te stellen en een deel van de vakantiedagen af te schrijven en de opbouw ervan te beperken kon de werkgever de liquiditeitspositie op korte termijn verbeteren. De werkgever heeft ook andere maatregelen getroffen om de liquiditeitspositie te verbeteren, zoals onderhandelen met de verhuurder, het uitstellen van investeringen, het aanvragen van NOW en het vragen van een loonoffer van de directie.
De kantonrechter is van oordeel dat het belang van de werkgever bij het uitstel van de loonsverhogingen groter is dan het belang van de werknemers. In de belangenafweging speelde mee dat de werknemers een deel van de toegezegde loonsverhoging al in december 2019 hebben ontvangen en dat het om een eenmalige en tijdelijke maatregel gaat. De belangenafweging met betrekking tot de opbouw van vakantiedagen en het verplicht opnemen daarvan viel anders uit. Uit een Europese richtlijn en daarop gebaseerde rechtspraak van het Hof van Justitie EU blijkt dat vakantie een belangrijke arbeidsvoorwaarde is en dat werknemers recht hebben op recuperatie om hun werk optimaal te kunnen vervullen. Het belang van de werkgever om verplichte vakantiedagen aan te wijzen weegt minder zwaar dan het belang van de werknemers om deze dagen op te nemen op het moment dat zij daar behoefte aan hebben.