Waarschuwing wegens plichtsverzuim verhinderde ontslag om dezelfde reden

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) verzocht ontbinding van de arbeidsovereenkomst van enkele personeelsleden omdat zij tijdens de nachtdienst op de centrale post in slaap waren gevallen. De personeelsleden hadden cameratoezicht moeten houden op een gedetineerde op de isolatieafdeling.

Een van de personeelsleden erkende een deur niet te hebben geopend, waardoor een collega moest wachten. Dat kwam doordat hij in gesprek was met een andere collega. Het personeelslid ontkende dat hij op de centrale post in slaap was gevallen. Na zijn werktijd op de centrale post is hij naar de teamkamer gelopen en daar in slaap gevallen.

De kantonrechter was van oordeel dat de DJI in voldoende mate aannemelijk heeft gemaakt dat het personeelslid tijdens een nachtdienst enige tijd heeft geslapen en dat hij op de centrale post zijn taken niet of niet volledig heeft uitgevoerd. Die gedragingen kunnen als ernstig plichtsverzuim worden gekwalificeerd en een strenge arbeidsrechtelijke maatregel rechtvaardigen. Tijdens de mondelinge behandeling werd echter duidelijk dat de ploegleider de betreffende personeelsleden aan het einde van de nachtdienst op hun gedrag heeft aangesproken en heeft gewaarschuwd dat bij herhaling van dat gedrag melding zou worden gemaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter hoefden de personeelsleden niet te verwachten dat na verloop van ruim een maand alsnog melding gemaakt zou worden van de incidenten die tijdens de nachtdienst hadden plaatsgevonden.

Naar het oordeel van de kantonrechter had de DJI, mede gelet op de gegeven waarschuwing aan het einde van de nachtdienst, het tijdverloop tussen de incidenten en het besluit van de DJI om ontbinding van de arbeidsovereenkomst na te streven en de omstandigheid dat zich tijdens de betreffende nachtdienst geen gevaarlijke situatie heeft voorgedaan, een minder verdergaande maatregel moeten nemen. De vereiste redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst ontbrak.

Bron: Rechtbank | jurisprudentie | ECLINLRBLIM20218580, 9497472/AZ/21-153 16112021 | 15-11-2021