Opzegverbod voor lid medezeggenschapsraad

De Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS) omvat een opzegverbod voor de werkgever als de beëindiging van de dienstbetrekking verband houdt met het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad (MR). Een beëindiging van de dienstbetrekking in strijd met dit verbod is nietig. De ratio van deze ontslagbescherming is gelegen in het waarborgen van de onafhankelijke positie die voor het lidmaatschap van de medezeggenschapsraad nodig is. De kantonrechter kan een ontbindingsverzoek inwilligen als het geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft. De rechter zal dat moeten onderzoeken.

Hof Den Haag komt in een procedure in hoger beroep tot het oordeel dat het ontbindingsverzoek verband houdt met het MR-lidmaatschap van de werknemer. Het hof houdt daarbij rekening met een eerder gedaan ontbindingsverzoek, dat door de kantonrechter is afgewezen. Het tweede ontbindingsverzoek kan daar niet los van worden gezien, aldus het hof. De feiten en omstandigheden, die aan het ontbindingsverzoek ten grondslag liggen, vormen niet zelfstandig een redelijke grond voor ontbinding wanneer het conflict dat samenhangt met het MR-lidmaatschap van de werknemer buiten beschouwing wordt gelaten. Het hof is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden had mogen worden.

Vervolgens constateert het hof dat de arbeidsverhouding tussen partijen inmiddels ernstig is verstoord, terwijl herplaatsing van de werknemer in een andere, passende functie niet tot de mogelijkheden behoort. Het verzoek tot herstel van de dienstbetrekking heeft het hof afgewezen. Wel heeft de werknemer recht op een billijke vergoeding.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20231827, 200.320.841/01 | 28-08-2023